
CARO VERBEEK Kun je abstractie ruiken? De geurtransities van Mondriaans ateliers markeren zijn artistieke ontwikkelingen. Een reis in geur van Amsterdam via Parijs naar New York. Caro Verbeek is geurhistoricus bij de Vrije Universiteit Amsterdam en conservator Mondriaan & De Stijl bij Kunstmuseum Den Haag.
1 Kunstmuseum Den Haag
‘Schilderen is olfactorische masturbatie’, is een beroemde uitspraak van Marcel Duchamp. Daarmee doelde hij op het traditionele schilderen, dat volgens hem slechts bestond uit eindeloze herhaling. Geur fungeert als een groef in de plaat waarin de schilder blijft steken. Neurowetenschapper Rachel Herz toonde inderdaad aan dat geuren zijn gekoppeld aan activiteiten, vaardigheden en kennis. Repetitief schilderen gaat makkelijker wanneer de neus tijdens het maken telkens hetzelfde opsnuift.
Dit artikel verscheen eerder in kM #124 Cross-over (p20-24). Bestel het nummer hier, of abonneer nu.
Atelierluchten
Dat de typische studiolucht veel meer is en was dan een toevallige samenloop van omstandigheden, en daadwerkelijk ‘doorwerkte’, stelde ook Theo van Doesburg. In zijn manifest Elementarisme, raadde hij kunstenaars aan om hun werkruimte tot een kristalheldere en stofvrije ruimte te transformeren, met een klinische atmosfeer als die van een dokterslaboratorium. Mondriaans verhuizingen gingen telkens gepaard met rigoureuze ontwikkelingen in zijn stijl en zijn atelier veranderde (net als zijn eigen uiterlijk) even rigoureus mee. Wat we ons meestal niet realiseren, is dat ook de geuren van zijn ateliers drastisch veranderd moeten zijn en dus helemaal niet ‘standaard’ roken. Samen met een aantal neuzen van de geurstoffenindustrie (Birgit Sijbrands, Anh Ngo en Bernardo Fleming van IFF-International Flavors & Fragrances Inc.) reconstrueerden wij drie studiogeuren gerelateerd aan de wereldsteden Amsterdam, Parijs en New York.
De koloniale uitwasemingen van Amsterdam
Mondriaan (Amersfoort, 1872 – New York, 1944) werkte aan het begin van zijn carrière toen hij in Amsterdam woonde en aan de Rijksakademie studeerde nog in een traditionele naturalistische stijl. In deze fase richtte Mondriaan zich nog op een externe observeerbare wereld. Daarom verzamelde hij allerlei voorwerpen zoals koperwerk, Japanse prenten en Perzische tapijten en kasjmier shawls. Van de laatste twee is bekend dat deze zware geuren van kamfer en patchoeli moeten hebben uitgewasemd (stoffen die als ‘mottenbal’ werden gebruikt). Patchoeli was een typische geur van de ‘Nieuwe wereld’, die aan het clichébeeld (of -geur) van de westerling beantwoordde en aan diens ideeën over wat ‘exotisch’ was en verraadt daarmee koloniale invloeden. Mondriaan en bezoekende kunstenaars rookten daarbij veel tabak, zoals sigaren, pijp en sigaretten. Natuurlijk moet ook de geur van terpentijn (dat heel anders ruikt dan terpentine, namelijk heel fris omdat het een product van naaldhout is) in de ruimte hebben gehangen. De parfumeurs voegden aan hierboven geschetste interieurluchten een basisnoot van een vochtig oud huis toe waar het licht schimmelt. Bezoekers beschrijven een dergelijke lucht vaak als ‘oud’, ‘bruin’ en ‘nostalgisch’.
De industriële luchten van Parijs
In Parijs ging Mondriaan steeds abstracter werken, vooral na zijn terugkeer uit de Eerste Wereldoorlog (hij had de oorlogsperiode noodgedwongen in Nederland doorgebracht). Op de witte atelierwanden bevestigde Mondriaan spiegels en kartonnen in de primaire kleuren, alsof het een driedimensionaal schilderij betrof. Omdat hij nu abstract werkte en leefde naar het adagium van eenvoud en klaarheid, bevonden zich alleen noodzakelijke voorwerpen zoals meubels en schilderbenodigdheden op de Rue du Départ. Dat betekent dat er van de ‘potpourri’ uit Amsterdam geen sprake meer was. Maar de geur van brandende kolen van een nabijgelegen station moet de paradijselijke en heldere sfeer in zijn studio toch wat hebben verstoord. Desalniettemin contrasteerde die geur zo sterk met de walmen van het trappenhuis en was bovendien zo alomtegenwoordig dat die nauwelijks op moet zijn gevallen. Collegaschilder, Wim Schuhmacher (1924): ‘Op de tweede verdieping was een wasbak, waar een rooster op lag. Die was […] voor de hele verdieping. En die bak was bijzonder vuil. Dan had je dus […] die stank en die urinelucht geroken en dan kwam je bij Piet.’
2 & 3
De geur van moderniteit en abstractie in New York
Mondriaan kwam in 1940 aan in New York. Zijn stijl veranderde voor de laatste keer behoorlijk. Hij ontdekte hier tape als nieuw medium, zodat hij zijn composities even speels en dynamisch kon maken als de muziek waar hij van hield. Dat betekende dat eveneens de geur van lijm voor het eerst zijn intrede deed in zijn werkomgeving. Bovendien woonde hij niet meer naast een druk station en was zijn kolenkachel nu ingewisseld voor de geurloze centrale verwarming. De atmosfeer in zijn atelier was nu even helder, fris en ‘vlak’ als zijn doeken. Dit was de geur van het overboord gooien van alle ballast en van de complete verinnerlijking van de voorstelling. Hier drong de buitenwereld noch op akoestisch noch op olfactorisch niveau naar binnen, zoals in Amsterdam en Parijs nog wel het geval was. Zijn atelier rook nu meer dan ooit als het laboratorium waar Van Doesburg zo hoog over opgaf. Hier kon je abstractie opsnuiven. Natuurlijk is er geen enkele manier om te controleren hoe het werkelijk rook in Mondriaans ateliers. Maar de (re-)constructies die voor het Kunstmuseum zijn gemaakt, zijn zowel historisch als materieel technisch gefundeerd en komen dichtbij de werkelijke situatie.
4 & 5
De architectuur van een geurcompositie
In de wereld van geur en parfum wordt al vanaf de 19de eeuw het vocabulaire van de muziek aangewend. Een enkel ingrediënt, bijvoorbeeld etherische olie van lavendel, wordt een ‘noot’ genoemd. Wanneer je zo’n geurstof wil laten samengaan tot een harmonisch geheel en je mengt het met wat andere noten, dan spreek je van een akkoord. Een heel bekend akkoord is bijvoorbeeld eikenmos, patchouli en bergamot. Samen wordt dit een ‘chypre-akkoord’genoemd. Een parfum bestaat echter uit een groep akkoorden die samen een ‘compositie’ worden genoemd (een muzikale term die Mondriaan bewust gebruikte voor zijn schilderijen). Met een akkoord maak je immers geen muziekstuk. Parfums bestaan niet alleen bij gratie van hun aromatische hoedanigheid. Net als muziek zijn ze time based en afhankelijk van de vluchtigheid van de onderlinge noten. Zo zijn er topnoten, die het eerst vervliegen en dus het meest direct de neus bereiken, maar ook snel verdwijnen, zoals citrusnoten. Daarna komen de hartnoten die zich pas iets later prijsgeven. Denk hierbij aan bloemen- en houtgeuren. De basisnoten bestaan uit de zwaarste en daarmee minst vluchtige moleculen. Dit zijn vaak harsen zoals het zoete labdanum of bittere mirre. Deze fixeren de ‘bovenliggende’ stoffen zodat die iets minder snel verdampen. Parfumeurs ordenen op basis van vluchtigheid hun geurstoffen in een piramide. Je zou kunnen stellen dat een parfum een architectonisch geheel is, waarbij noten op elkaar steunen en elkaar versterken. Anders stort zo’n olfactorisch kunstwerk als een kaartenhuis in elkaar.
Geur en kunst
In de kunstwereld en museale wereld is momenteel veel vraag naar erfgoedgeuren of geuren die minder behaaglijk zijn, zoals zweetlucht, paardengeur of de geur van een historisch interieur. In het Mauritshuis waren vorig jaar een stinkende gracht, bewerkt leer en bleekvelden te ruiken. Met geur kun je erfgoed niet alleen als een compleet en multi-sensorisch gegeven tentoonstellen, maar ook toegankelijker maken, bijvoorbeeld voor mensen die een ander zintuig moeten missen, of voor wie minder talig of visueel is ingesteld. Als kunstenaar kun je een andere relatie aangaan met je publiek omdat de reuk veel minder expliciet is dan het zicht en een heel directe impact heeft. De futuristen en surrealisten gebruikten volop geur in hun tentoonstellingen. Zo rook de Galerie des Beaux Arts in Parijs in 1938 op de opening van de eerste surrealistische tentoonstelling naar koffie als ‘woordeloos gedicht’.
6
Foto’s
1 Piet Mondriaan, Bleekerij aan het Gein, circa 1900- 1902, olieverf op doek op karton, 25,5 x 38,5 cm. Kunstmuseum Den Haag. Mondriaan woont van 1898 tot 1903 op een zolder, Albert Cuypstraat 158, Amsterdam.
2 Piet Mondriaan in zijn atelier, Rembrandplein 10, Amsterdam, 1906.
3 Piet Mondriaan in zijn atelier, Sarphatistraat 42, Amsterdam, 1909.
4 Piet Mondriaan, Rue Départ 26, Parijs, 1929. Vier composities en de maquette voor het toneelstuk L’Éphemere est Éternelle.
5 Atelier Rue Départ 26, Parijs.
6 Piet Mondriaan, Victory Boogie Woogie, 1942-1944, olieverf, tape, paper, houtskool en potlood op doek, 178,4 x 178,4 cm (diagonaal opgemeten), Kunstmuseum Den Haag. Piet Mondriaan woont en werkt vier maanden, van oktober 1943 tot zijn dood op 1 februari 1944, in zijn atelier aan 15, East 59th Street, New
Dit artikel verscheen eerder in kM #124 Cross-over (p20-24). Bestel het nummer hier, of abonneer nu.