Na het interview met Ernst van de Wetering over Rembrandt in kM 111 staat

nu Samuel van Hoogstraten (Dordrecht 1627-1678), de begaafde leerling van de grote meester uit de Gouden Eeuw centraal. Hij maakte naam als schilder van interieurs en trompe l’oeil. Hij heeft zijn kennis over de schilderkunst vastgelegd en kM deelt die graag.

Samuel van Hoogstraten schrijft – wat later het belangrijkste boek over schilderkunst uit

de zeventiende eeuw zal blijken – Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst: Anders

de Zichtbaere Werelt en dat gedrukt wordt in 1678. In zijn voorwoord ‘Aen de Lezers en Liefhebbers van ‘de Schilderkonst’ stelt hij dat er ‘onlangs niemant geweest is, die de geheele Schilderkonst met alle haeren aankleeven heeft behoeven te beschrijven’. Uit gierigheid omdat er al schilderende meer te verdienen valt dan al schrijvende. Dat heeft tot een groot verlies van inzicht in de complexiteit van het

ambacht geleid… de Schilderkonst wordt door gebrek aan kennis gezien als een ambacht ‘als dat van Schoenmaekers, zonder eerst te weten dat deeze konst de gehele zichtbare Wereld behelst en dat er nauwelijks eenige konst en weetenschap is daer een Schilder onkundig in behoorde zijn.’

Hij gaat in zijn boek uitvoerig in op alle aspecten van het ambacht met daarbij aansluitend geschiedenis, mythologie en filosofie, verlucht met gedichten en gravures. Aan de hand van de negen Muzen, die elk een hoofdstuk toebedeeld krijgen, worden we ingewijd in de schilderkunst. Hij besluit met de stelling dat hij zich bewust is dat hij lang niet alle aspecten van de schilderkunst heeft kunnen noemen en zijn boek daarom in alle bescheidenheid de titel Inleyding tot de Hooge Schoole der Schilderkonst geeft. De pagina-aanduidingen in dit artikel corresponderen met de online versie van Hoogstratens boek.

Trompe l’oeil

Samuel van Hoogstraten wordt in 1627 geboren in Dordrecht, in een oorspronkelijk Antwerpse kunstenaarsfamilie. Als zijn vader Dirk van Hoogstraten in 1640 overlijdt, gaat Samuel op 13-jarige leeftijd in de leer bij Rembrandt in Amsterdam. Hij heeft er dan al een paar jaar atelierervaring, als leerling van zijn vader op zitten. Hij werkt daar van 1640 tot 1648 eerst als leerling, daarna als assistent.

Dan keert hij terug naar Dordrecht waar hij zich vestigt als kunstschilder. Hij onderneemt reizen naar Wenen, waar hij twee jaar werkt, Genua, Napels, Rome. In Wenen ontvangt hij van keizer Ferdinand III een gouden medaille uit waardering voor zijn trompe l’oeil schilderijen. Van 1662-1667 werkt hij in Londen waar hij naast portretschilder tevens naam maakt als schilder van interieurs en trompe l’oeil. In 1648 publiceert hij in Dordrecht zijn eerste gedichten. Hij heeft overduidelijk plezier in schrijven. Toneelstukken van zijn hand worden onder andere opgevoerd op zijn atelier. Op het Zelfportret met tulband uit 1644 zien we hem als 17-jarige leerling van Rembrandt die dan 38 is. Hij lijkt ons aandachtig aan te kijken. In werkelijkheid keek hij natuurlijk geconcentreerd naar z’n spiegelbeeld.

Je vraagt je af of hij de kleren uit de verkleedkist van Rembrandt zelf heeft mogen uitgezoeken (van de bekledingen blz. 147). De uitdaging was zeker om de stofuitdrukking van de verschillende materialen weer te geven. Een vaardigheid die van Hoogstraten in zijn loopbaan tot grote hoogte zal opvoeren. We zien parels op de tulband, de geplooide witte kraag van een onderhemd over een hermelijnen kraag op een mantel van veel zwaardere stof. De huid van de jongen is jong en glanst, de haren golven (van ’t hair en kleedy, blz. 229).

Wil je het volledige artikel lezen? Dit artikel staat in kM #123. Bestel het losse nummer bij Tijd voor tijdschriften via deze link.

Altijd op de hoogte blijven?