ERIC KIRCHNER Is het waar dat kunstschilders de kleur violet voor 1860 vrijwel niet gebruikten, maar daarna juist heel veel? We onderzoeken deze stelling op een wetenschappelijk verantwoorde manier en verklaren het opmerkelijke resultaat.
Twee jaar geleden tijdens een vakantie viel mijn oog op een artikel in mijn mailbox: ‘Why was the color violet rarely used by artists before the 1860s?’ Vreemd. Ik had enkele jaren met onderzoekers van het Van Gogh Museum gewerkt aan de kleuren van Van Goghs landschap Veld met Irissen bij Arles uit Mei 1888. We hadden laten zien dat Van Gogh de blauwe irissen in dat schilderij oorspronkelijk in allerlei tinten violet had geschilderd, van blauw via violet tot aan paars. Het leek me daarom sterk wat dit nieuwe artikel beweerde, dat kunstenaars voor 1860, dus tot 30 jaar voor Van Gogh, nauwelijks violet gebruikten.
De auteur Allen Tager baseerde zijn stelling op zijn zoektocht langs 193 musea in 42 verschillende landen. Gewapend met een Munsell Color Book met kleurenchips had hij in 139.892 kunstwerken naar violet gezocht. Daaruit concludeerde hij dat violet vrijwel niet voorkwam voor 1860, maar daarna juist heel veel.
4117 schilderijen
Maar had Allen Tager zijn onderzoek wel goed uitgevoerd? Het is immers niet eenvoudig om kleuren in een schilderij vast te stellen, zelfs met die kleurenchips bij de hand. Modern museumlicht bevat vaak weinig blauw licht om de schilderijen tegen UV te beschermen, dat maakt violet moeilijk herkenbaar. Bovendien kun je als bezoeker vaak niet zomaar een kleurenchip vlakbij een schilderij houden. En Tagers visuele waarnemingen waren erg persoonlijk. Als Senior Color Scientist van een groot verfbedrijf weet ik hoe subjectief kleurwaarneming is.
Een meer wetenschappelijke benadering was nodig. Tager stemde hiermee in, net als Elena Fedorovskaya, Research Professor van het Munsell Color Science Lab in Rochester (VS). We maakten eerst het onderwerp van het onderzoek meer objectief. In plaats van musea te bezoeken, verzamelden we hoge resolutie foto’s van wereldwijd toonaangevende musea. Technische museumfotografie is in de afgelopen twintig jaar sterk geprofessionaliseerd met internationale standaarden voor kleurcalibratie. Hiermee zijn kleurcategorieën zoals violet goed vast te stellen.
We verzamelden hoge resolutie digitale foto’s van 4117 schilderijen. Van de oudheid tot modern, uit Europa, Midden-Oosten en Azië. Met honderden representatieve schilderijen voor alle Westerse hoofdstromingen: renaissance, barok en romantiek, vroege negentiende eeuw, (post)impressionisme en twintigste-eeuwse Europese en Amerikaanse kunst.
Wetenschappelijke definitie
We hadden ook een wetenschappelijke definitie van violet nodig. Standaard beeldverwerkingstechnieken zijn betrouwbaar voor het herkennen van rood, oranje, geel, groen en blauw, maar er bestond geen algoritme voor violet. Als extra complicatie blijkt uit internationaal onderzoek dat violet een kleur is waar mensen het minst zeker van zijn. Wat iemand vandaag violet noemt, kan dezelfde persoon morgen als paars, blauw, magenta, fuchsia of bordeauxrood beoordelen. Talen verschillen ook opmerkelijk bij deze kleurcategorie, zelfs al binnen het Engelse taalgebied. De regenboogkleur binnen blauw heet paars (purple) in de VS, maar violet in Groot-Brittannië. Roodpaars heet soms violet in de Verenigde Staten, maar dat is nooit het geval in Groot-Brittannië. De complete reeks kleuren tussen rood en blauw heet vaak paars in Britse teksten, maar andere teksten noemen dat violet.
We besloten een vrij Britse definitie te hanteren waarin violet de blauw-gedomineerde mengsels betreft van rood en blauw. Aan de hand van een visuele test en een reeks Munsell kleurenchips konden we deze definitie in een algoritme omzetten dat alle digitale foto’s analyseerde. Toen we het algoritme loslieten op alle kunstfoto’s, kwam er voor de meeste kleurcategorieën niets bijzonders uit. Rood en blauw bleken licht toe te nemen gedurende de eeuwen. Oranje, geel en groen zijn altijd populair geweest, en blijven dat tot de dag van vandaag. Maar één kleurcategorie sprong eruit. De substantiële aanwezigheid van violet kwam tot het midden van de negentiende eeuw in minder dan 4 procent van de schilderijen voor. In de tweede helft van de negentiende eeuw steeg dit opeens naar 37 procent, en in de twintigste eeuw zelfs tot 48 procent. Tagers hypothese was daarmee bevestigd.
Simultaan contrast
Maar hoe konden we deze snelle toename verklaren? We probeerden allerlei verklaringen. Pigmenten kunnen zijn verkleurd – maar waarom vinden we dan geen violet in de goed bewaard gebleven schilderingen uit Egypte? Sommige pigmenten waren misschien te duur tot aan de negentiende eeuw – maar lapis lazuliblauw en Tyrisch paars waren ook duur, en werden toch veel gebruikt. Na 1850 werden veel nieuwe pigmenten ontdekt, zoals Cobalt violet (1859), Britannia violet (1864) en Manganese violet (1868) – maar de schilders die na 1860 violet toepasten in hun schilderijen gebruikten deze nieuwe pigmenten helemaal niet, maar mengden rood met blauw om violet te krijgen. Dat hadden schilders van eerdere generaties net zo goed kunnen doen! Het is dan ook zo dat die nieuwe pigmenten van na 1860 met de commerciële naam violet niet de oorzaak maar het gevolg waren van de populariteit van violet in schilderijen.
We vonden een heel andere verklaring. In de natuur komt de kleur violet maar weinig voor, dus is het niet vreemd dat schilders die kleur weinig gebruikten. Pas in de negentiende eeuw gingen schilders de kleurindruk op een schilderij los zien van de ‘werkelijke’ kleur in de natuur. Daarbij hanteerden ze vooral de kleurentheorie van Chevreul (simultaan contrast) en Charles Blanc. Blancs boek verscheen rond 1860, en werd het meest invloedrijke boek voor kunstschilders als Seurat, Pissarro en Van Gogh. Het beschrijft hoe violet gemaakt kan worden door rood en blauw te mengen, en hoe dit violet versterkt wordt door het naast geel te plaatsen. Geplaatst naast geel zonlicht of omringd door gele boterbloemen zoals in Van Goghs Veld met Irissen bij Arles wordt juist violet versterkt volgens Blanc.
De post-impressionisten gebruikten violet zo vaak dat critici hen beschuldigden van violettomania, violetgekte. Maar in de twintigste eeuw zou violet nog verder doordringen tot in de mode, interieur en industrieel ontwerpen.
Paarse verf
De toevallige ontdekking door William Henry Perkin van synthetisch paars in 1856 staat los van de toename van de kleur violet. In schilderijen van na 1860 blijken de nieuw ontdekte paarse pigmenten niet gebruikt te zijn. De schilders gebruikten mengsels van rood en blauw, wat eerdere generaties ook hadden kunnen doen, maar kennelijk niet deden. Van Gogh experimenteerde in het algemeen met alle pigmenten die hij kon krijgen, mits ze voor hem betaalbaar waren. Voor het violet in Veld met Irissen bij Arles gebruikte van Gogh nooit de nieuw ontdekte violette pigmenten, maar altijd mengsels van rood en blauw. Dat is de reden waarom de irissen in dit schilderij er tegenwoordig blauw uitzien: de rode pigmenten zijn inmiddels vergaan zodat alleen het blauwe pigment overblijft.
Als Van Gogh paarse pigmenten zou hebben gebruikt, dan zouden de irissen nu of nog steeds paars zijn geweest, of volkomen transparant indien zo’n nieuw pigment niet licht-vast was. Het paars uit een modern verfblik of verftube is in vrijwel alle gevallen een mengsel van diverse kleurpigmenten, en af en toe een enkele soort pigment. Hieronder enkele voorbeelden van tubes paarse olieverf:
- Van Gogh (Royal Talens), Kleur 567, ‘Perm. Red Violet’, PV23/PR122 is een mengsel van dioxazineviolet pigment en quinacridonemagenta pigment.
- Winsor & Newton, Kleur Magenta, PV23/PR122 is een mengsel van dioxazineviolet pigment en quinacridonemagenta pigment.
- Rembrandt (Royal Talens), Kleur 539, ‘Cobalt violet’, PV14 is puur cobaltviolet pigment.
- Rembrandt (Royal Talens), Kleur 568, ‘Permanent Blue Violet’, PV16 is puur Mangaanviolet
Er is geen wezenlijk verschil tussen de kleur die door een enkel soort pigment teweeg wordt gebracht, of door een mengsel van pigmenten. Beiden kunnen meer of minder kleurkrachtig zijn, transparanter, lichtechter, enzovoorts.
Dit artikel verscheen eerder in kM 125 geschreven door Eric Kirchner. Wil je meer artikelen lezen, neem dan een abonnement.