Druk enter om te zoeken

July 27 2024

Kleurentheorieën? Liever impulsiever!

Kleurentheorieën? Liever impulsiever!

Categorieën: kM 125

Tags: interview, Materiaal, plezier, suzan drummen, en vloer

CORNEL BIERENS Suzan Drummen is bekend in binnen- en buitenland met werken op de vloer, die vooral bestaan uit kleurrijke stenen, briljanten en prisma’s, gelegd in ronde, uitdijende, symmetrische patronen. Een gesprek over kleur, ordenen en intuïtie met een kunstenaar die meer vindt dan bedenkt.

Als ik het woord ‘kleur’ zeg, wat is dan het eerste woord dat bij jou opkomt?

Risico. Dat komt omdat veel materialen die ik gebruik verbleken in het licht. Ze zijn niet allemaal hoogwaardig, glas wel, maar bij sommige kunststoffen is de kleurechtheid niet gegarandeerd. Toen Boijmans een werk van mij voor het Depot wilde aankopen was mijn eerste reactie: Ai, dat kan niet, want het gaat verbleken. Maar na een tijdje dacht ik: het is ook wel mooi dat het tijdelijk is. Ik heb nu met het museum afgesproken om ieder jaar te kijken hoe het erbij staat en het na drie jaar weg te halen. Ik heb net een contract getekend voor een tweede jaar.

Waarom heb je niet besloten om voor zo’n opdracht alleen kleurecht glas te gebruiken?

Dat wilde ik ook wel, maar ik kreeg de opdracht te kort voor de opening. Als gevolg van corona kon geen enkele fabriek dat glas op tijd leveren. Mijn glazen stukken laat ik slijpen in Tsjechië, daar is de levertijd nu een half jaar. Overigens zit in dat werk glas en kunststof door elkaar, dus waarschijnlijk verbleekt maar een deel en blijft het andere deel goed op kleur. Dat zou misschien ook wel mooi kunnen uitpakken.

Je gebruikt ook dikwijls papieren stroken, die verbleken natuurlijk ook.

O ja, binnen een week al. Het is dik papier, dat leg ik als eerste neer, de basisvormen. Ik snij ze uit met de hand, veel werk, het enige wat ik voorbereid op mijn atelier. En na de tentoonstelling zie ik het patroon van de steentjes op het papier afgedrukt, handig voor de volgende keer. Dus het verbleken heeft ook een voordeel, haha. Ik zie eigenlijk alles als een mogelijkheid.

Heb je weleens overwogen om met UV-werende vernis te werken?

Misschien doe ik dat nog weleens, er schijnen lakken te zijn die negentig procent van de lichtinwerking afweren. Toch heb ik bij mijn onderzoek naar vernissen nog nooit iets gevonden wat mij echt beviel. Misschien gaat iemand naar aanleiding van dit interview in kM mij wel de gouden vernistip geven, daar zou ik heel blij mee zijn.

Dan zou je werk minder dat tijdelijke karakter krijgen. En dat verhoogt wel de uitstraling van kwetsbaarheid, net als het losliggen van al die steentjes. Ik zie daarin een mooie tegenstelling met de exacte, systematische patronen waarin ze zijn gelegd.

De stenen liggen los om ze steeds weer opnieuw te kunnen gebruiken. Bovendien benadrukt het losliggen dat er iets op het spel staat, dat is ook belangrijk. Mensen voelen vaak voorzichtig of het vastgeplakt zit, en als ze dan merken dat het niet zo is gaan ze altijd lachen. Daar gaat het mij om, dat iets wat met zoveel zorg en aandacht is gemaakt toch maar tijdelijk is. Wandwerken zijn een ander verhaal, daarbij plak ik alles op een ondergrond die ik uit aluminium laat snijden. Maar dan heb ik altijd het gevoel dat ik de boel voor de gek hou.

Hoe ga je precies te werk? Je hebt al die honderden steentjes bij elkaar en begint dan uit die enorme voorraad iets te leggen. Maak je eerst een plan? Ik zie er altijd wiskundige figuren in en vraag me af welke kleurenleer van welke Johannes Itten of Goethe erachter zou zitten.

O nee, op de academie werd ik helemaal gestrest van het idee dat ik kleurentheorieën zou moeten volgen. Niks voor mij, ik ben veel naïever, intuïtiever. Ik kan er wel een stukje in mee hoor, en zou ook best een quasiwetenschappelijk artikel over mijn kleurgebruik kunnen schrijven, maar waarom? Liever impulsiever. Ik wil optimaal op de ruimte kunnen inspelen en zal nooit vooraf iets uitmeten of een tekening maken. Ik ga uit van het gegeven materiaal en leg mezelf op het te doen met de stenen die ik heb. Afhankelijk van de locatie besluit ik bijvoorbeeld een kleurenoverloop te maken, van oranje naar rood naar paars. Als ik in een cirkel werk denk ik altijd aan de klok, bij 12 uur, 3 uur, 6 uur en 9 uur komt een steen, en zo bouw ik verder. Vrijwilligers voeren het werk grotendeels uit, die instrueer ik nauwkeurig. Samen worden we gegrepen door het proces en zo krijgt het werk langzaam vorm. Het is buitensporig veel werk, vaak moeten hele stukken opnieuw omdat er ergens iets niet helemaal strak ligt. Maar juist die zorgvuldigheid is essentieel voor het eindresultaat.

Zorgzame precisie, zou je dat de basis van je werk kunnen noemen? Waar komt dat vandaan?

Vroeger thuis aten wij op zondag altijd met een wit tafellaken en servetten en zo, het was mijn grootste plezier om dan de tafel te dekken. Om die lepels en vorken en messen in precies de goede orde te leggen. Wij waren geen chique familie en doordeweeks een vrij rommelig huishouden, maar op zondag nam ik de regie. Al mijn hele leven verzamel ik glimmende dingen, de zilverpapiertjes om de chocolade eitjes streek ik altijd netjes uit, ik kon ze niet weggooien. Toen ik naar de academie in Maastricht ging nam ik dat allemaal met me mee, al schaamde ik me er ook voor. Zo werken als ik deed was not done, je moest een concept hebben, weten waarom je iets deed. Langzaam heb ik geleerd me daar niks van aan te trekken en ongegeneerd het kind te blijven dat op het strand met haar schelpjes speelt.

Suzan Drummen, Vloer­installatie met losliggende onderdelen, 2022, keramiek, glas, kristal, metaal, kunststof, papier, TAC, Eindhoven.

Je zou ook kunnen zeggen dat een keurig gedekte tafel juist een heel scherpomlijnd concept is.

Ja, nu wel, nu ik daar zelfverzekerder over ben geworden, maar dat heeft lang geduurd. Over mijn vroegere schilderijen werd over het algemeen heel positief geschreven, maar als er dan in één zinnetje werd gezegd dat het neigde naar het decoratieve was ik compleet van slag. Mijn werk is ook weleens hysterisch genoemd. Inmiddels probeer ik dat decoratieve en hysterische juist te versterken, in de hoop dat het aan de waanzin gaat grenzen.

‘Ik kan niet vooraf iets bedenken, ik kan alleen iets vinden’

 

Ondertussen exposeer je van Tokio tot in het Koninklijk Paleis.

Ja, in de werkkamer van de koning, echt een moeilijke ruimte. Daar ligt een tapijt dat van zichzelf al druk is, en daarop heb ik mijn felgekleurde dingen gelegd. Het vloekte als een gek, maar het werkte fantastisch. De koning vond het zó jammer dat het weer weg moest. Hij vroeg me of ik er een mooie foto van wilde achterlaten, dan zou hij die voor altijd in die kamer hangen. Of hij dat ook heeft gedaan heb ik nooit gecheckt.

Recentelijk heb je ook mensen als materiaal gebruikt en ze in een krans om je installaties gelegd.

Eerst een koor en toen een blaasorkest. Ik hou wel niet van blaasmuziek maar de instrumenten vind ik erg mooi. Ik heb de blazers gevraagd alleen een akkoord te spelen, met enige tegenzin deden ze dat. Het werkte geweldig, het geluid versterkte het visuele enorm. Met het koor net zo, dat zong ook maar één akkoord, en ook toen viel alles prachtig samen. Het is een natuurlijke ontwikkeling, steeds meer maken mensen onderdeel uit van mijn werk. Zo wordt het een hele sociale aangelegenheid, en dat bevalt me uitstekend.

Je hebt er ook klei bij gehaald, dikke slierten, waarmee je mensen hebt afgedekt.

Dat ontstond in het Europees Keramisch Werkcentrum, waar ik in 2020 heen ben gegaan uit behoefte aan uitwisseling. Speels en aftastend ging ik aan de slag met klei, voor mij een nieuw materiaal. Ze hadden daar een soort spaghetti-machine waarmee je dikke lange slierten klei kon maken. Daar heb ik mensen mee bedekt, zoals ik dat eerder deed met glimmende stenen.

Het lijkt wel of je een heel andere weg bent ingeslagen, met opeens heel weinig kleur. De klei heeft een zandkleur en de mensen die je laat figureren zijn allemaal in het zwart gekleed.

Dat met klei bedekken begon als een spontane, liefdevolle handeling. Het was verleidelijk om iets met gekleurde glazuren te gaan doen, maar ook nu weer koos ik voor materiaal dat ik kon hergebruiken. Gaandeweg kreeg het een andere lading en leek het of die klei een lijkwade was, of ik iemand aan het begraven was. Twee van mijn zussen hebben allebei een zoon verloren in de leeftijd van mijn eigen zoon, misschien heeft het daar iets mee te maken. Maar daar dacht ik later pas aan, ik ben niet iemand die denkt: ik ga nu de vreselijke dood van mijn neven eens verwerken. Ik kan niet vooraf iets bedenken, ik kan alleen iets vinden. Ik doe iets en herken dan iets. Al werkende ontdek ik dingen waar ik enthousiast van word en de waarde van zie.

Hoe denk je dat het verder gaat?

Geen idee. Mijn ontwikkeling ging van schilderijen naar openbare ruimte naar installaties, en nu komen er mensen bij. Dat wil niet zeggen dat ik op eerdere stappen niet terugkom. Wel hoop ik de nieuwe combinatie van het esthetische en het dramatische erin te houden. En kleur zal ook een grote rol blijven spelen, want dat is een ideale verbinder. Ik hoef deze oranje steentjes maar naast dit vruchtenschaaltje te leggen en meteen gaan ze meedoen met die abrikozen.

Dit artikel verscheen eerder in kM 125 geschreven door Suzan Drummen. Wil je meer artikelen lezen, neem dan een abonnement.