Druk enter om te zoeken

April 27 2024

Philip Akkerman en het inkarnaat

NIEK HENDRIX Het inkarnaat heeft in de schilderkunst een specifieke betekenis. Schilders proberen met lagen verf een levensechte huid te creëren. Philip Akkerman (1957) schildert al jaren zelfportretten en ziet dat anders. ‘Ik probeer mijzelf van verf te maken. Philip Akkerman is verf geworden.’

In het jaar 1984 vinden er twee gebeurtenissen in het leven van Philip Akkerman plaats die zijn schilderijen voorgoed veranderen. Hij wordt vader en maakt schilderij 1984 nummer 25. Het ouderschap betekent voor Philip Akkerman dat hij op onverwachte momenten direct zijn penseel moet neerleggen, want kinderen gaan voor het schilderij. Dan is in één klap de concentratie weg en lukt het niet om weer terug te komen in de goede stemming. Schilderij 1984 nummer 25 is per ongeluk mooi geworden.

Zo mooi, dat Philip de volgende dag nog wel zo’n werk wil maken. Dat lukt niet. ‘Ik deed maar wat die verf wilde, terwijl ik de baas hoor te zijn en niet andersom.’ Eerdere gelukte werken blijken toevalstreffers. Er moet een manier zijn om zowel tussendoor zijn penseel weg te kunnen leggen en tegelijkertijd de verf onder controle te krijgen.

Oude Meesters

Om dit op te lossen begint Akkerman te schilderen in één kleur. Het hele zelfportret schildert hij bijvoorbeeld in één bruine toon. In het Rijksmuseum herkent hij die manier van werken in een onvoltooid schilderij van een Oude Meester. Een groot deel van dat schilderij is ook geschilderd in één kleur. Hij besluit zich te verdiepen in de technieken uit het verleden en leest alles wat hij tegenkomt om te begrijpen hoe ze het ooit deden.

‘Wanneer mensen het hebben over de techniek van de Oude Meesters, dan hebben ze het vaak over harsen, pigmenten en oliën. Maar het geheim van de Meesters, waarom al die schilderijen zo prachtig zijn, is dat ze het werkproces in drie stappen verdeelden.’ Ze maakten eerst een tekening waarin de compositie en de mate van realisme bepaald wordt. Als tweede volgden de grijstonen waarin licht en donker worden verdeeld en ten slotte de verflaag waarin de kleuren worden geschilderd. ‘Het grote voordeel van deze methode is dat de schilder de verschillende problemen stuk voor stuk kan aanpakken.’  Het blijkt de oplossing voor zijn problemen, Akkerman beheerst op deze manier de verf en kan op elk willekeurig moment zijn penseel neerleggen en verder schilderen wanneer het uitkomt. Zo werkt hij vaak aan meerdere schilderijen tegelijk en door elkaar heen.

Mooi inkarnaat

Akkerman schildert op panelen van masonite. Die heeft hij gegrond met huidenlijm, kalkwit en zinkwit. De eerste laag, de imprimatur, is meestal een transparant groene of bruine kleur. ‘Maar het kan ook gewoon rood zijn als ik daar zin in heb.’  Wel belangrijk is dat het wit er doorheen schemert, zodat het doorstraalt in de volgende lagen. Over dit imprimatur komt de tekening die hij met houtskoolpapier overtrekt op het paneel. Als de tekening er eenmaal op staat, hoeft hij verder niet meer na te denken over het tekenen. ‘Vroeger bleef ik maar doormodderen op het schilderij.’

De tweede stap volgens de Oude Meesters is de grisaille. Dit is voor Akkerman de belangrijkste fase. ‘Als die goed is, is daarna alles mogelijk.’  Met een verf gemaakt van eiwit, eigeel en alkydhars zet hij in wit en lichte grijze tonen de lichte en donkere partijen op. Ook hier is het belangrijk dat de witte ondergrond er nog doorheen kan schemeren. 

De derde stap is het aanbrengen van kleur daar waar het nodig is. Dat doet hij vaak in twee lagen, de eerste om de plaatselijke kleur te schilderen, de tweede voor de details en extra diepe kleuren. Hij wijst een werk aan dat op zijn wand hangt. ‘Dit is volgens mij de truc voor een mooi inkarnaat. De koele ondertoon die aan de oppervlakte zichtbaar blijft, maakt dat het roze dat er overheen komt acceptabel is voor onze ogen.’ En inderdaad, op het werk kun je elke stap terugzien. Zijn grootste voorbeeld daarin is Rubens die hij in technisch opzicht de beste schilder vindt.

Uitproberen

Philip Akkerman, schetsen en grissailes in verschillende kleuren.

‘De grootste winst met deze manier van werken is de enorme hoeveelheid vrijheden die het geeft. Met iedere laag kan ik experimenteren, wat allemaal doorwerkt in het eindresultaat.’  Dit is voor Akkerman zijn dagelijks werk: technische dingen uitproberen. ‘Wanneer ik in het museum een effect zie bij een Oude Meester dat ik mooi vind, wil ik dat zelf ook in mijn werk.’  Wat er in een schilderij gebeurt wisselt per schilderij.

Hij had een lezing van Otto Dix over techniek ontdekt. ‘Dan doe ik precies wat Dix zegt en komen daar prachtige schilderijen uit voort. Het stomme is dat ik er vervolgens niet de rest van mijn leven mee doorga, maar dat ik het de volgende dag toch wéér anders wil.’  Het ene werk is realistisch, het volgende juist heel expressief, of weer iets heel anders. ‘Je hebt kunstenaars die in de loop van de jaren langzaam van stijl veranderen. Maar niet die krankzinnige verscheidenheid van de ene dag op de andere zoals ik dat doe.’ Die vrijheid staat bij Akkerman centraal. ‘Ik schilder hoe ik er op dat moment zin in heb.’

De techniek is geen doel op zich bij Akkerman. Hij vergelijkt het met het omhakken van een boom met een bijl. ‘Een scherpe bijl biedt meer mogelijkheden dan een botte bijl. Je krijgt de boom sneller om en hij valt precies zoals je wilt. Met een botte bijl lukt het ook wel, maar heb je niet veel controle. Je kunt schilderen wat je wilt als je de techniek maar beheerst, dat geeft een enorme vrijheid.’  Alles wat er in zijn hoofd opkomt kan hij schilderen. ‘Ik ben de koning van de variatie. Ik doe stomweg alles wat me te binnen schiet. Je moet jezelf niet zoeken, je moet jezelf geven!’  

Dit artikel verscheen eerder in kM 125 geschreven door Niek Hendrix. Wil je meer artikelen lezen, neem dan een abonnement.