Druk enter om te zoeken

April 25 2024

Categorieën: Edith Rijnja, Informatief, Klei, Kleur, Kleur, kM 122, en Onderzoek

Tags:

Vorig jaar konden we tijdens Prospects & Concepts in Rotterdam kennismaken met Suzanne Bernhardts onderzoek naar de koloniale route van roucou. De rode kleurstof die al meer dan 500 jaar een van de toevoegingen is in de kaasproductie. Bernhardt wil met haar werk het, vaak van oorsprong koloniale, systeem van voedselproductie en -distributie zichtbaar maken.

In 2020 verbleef Suzanne Bernhardt (1988,Amsterdam) vijf maanden in Frans-Guyana bij de Kali’na-gemeenschap, een inheemse bevolkingsgroep in de kunstgebieden. Het was een logisch vervolg op haar residency bij Tembe Art Studio / Kibii Foundation in Moengo van Marcel Pinas in Suriname. ‘Ik was geïnspireerd geraakt door de verhalen en objecten van de inheemse bevolking die al eeuwenlang met klei werkt en ik wilde meer te weten komen over de kleiproductie in deze regio’. In Frans-Guyana woonde ze bij een pottenbakster. Die nodigde haar uit om op het land te werken waar ze cassave (tapioca, maniok) leerde uitgraven en bereiden. Ze ging niet met klei aan de slag maar leerde cassavebrood bakken en vernam hoe men vroeger cassavebroden op kleiplaten bakte.

Met de komst van de Europeanen werden die verruild voor stalen platen. ‘Ik leerde en deed er van alles; ook op haar kinderen passen en kippen voeren. Ondertussen vroeg ik me af wanneer we eindelijk die klei zouden gaan halen. Na drie weken was het eindelijk zo ver. Door deze ervaring, de langzame aanloop naar het moment van klei halen, begreep ik hoe de ene actie de andere voedt en dat wij Europeanen soms wel wat té doelgericht zijn. Uit rivierklei boetseerde Bernhardt kleine containers, jerrycans en potten, sporen van menselijk handelen in relatie tot het leven op en rond de rivier. ‘De klei-objecten stookten we op een houtvuur in een oud olievat door een totem van hout als een piramide om en over het kleiobject heen te bouwen. Nadat de klei zongedroogd was, stookten we de oven langzaam op tot zo’n 300 graden. Dat deden we op gevoel. Er was geen thermometer. Hitte kun je herkennen door er dichtbij te staan en naar de kleur van de vlammen te kijken. Vervolgens stookten we door naar zo’n 800 à 900 graden, ook een ervaringskwestie; de gele vlammen worden dan steeds doorzichtiger, een beetje blauwig. Na het bakken tekenden wij de objecten in met een aftreksel van gekookte boombast en roucou. Het mengsel trekt in het keramische oppervlak waardoor de tekening gaat glanzen. Meebakken kan niet, want het is een organischmateriaal.

TRACK & TRACE E160B

Enkele weken na dit project herkende Suzanne in de tuin van een archeoloog een roucoustruik (ook wel: Anattoboom of Orleaanboom geheten). Ze raakten erover in gesprek. De rode vruchten zijn zo’n 5 cm en
eivormig, hebben een stekelige bast en hangen in trossen bij elkaar aan de boom. Een vrucht kan tot 50 zaadjes bevatten. Uit het vruchtvlies hiervan wint men de rode kleurstof, anatto, ook wel roucou genoemd. Het was een van de eerste producten die de Europeanen mee terugnamen van hun reizen naar Zuid-Amerika. Inheemse bewoners smeerden een mengsel van roucou op het lichaam tegen de zon of tegen insecten en gebruikten het om gezicht en lichaam te decoreren.

In de Europese textielindustrie van de zestiende-eeuw wilde men het als kleurstof toepassen maar het bleek niet kleurecht en kleurde geel in plaats van rood. Het gebruik van roucou verschoof naar de boter- en kaasindustrie. Men voegde het ingrediënt toe aan de bleke winterkaas om toch een eindproduct met een mooie warm gele kleur te krijgen. ‘Ik heb archiefmateriaal uit 1600 gevonden waar deze werkwijze al beschreven staat. Als ik niet in Frans-Guyana (een ‘oversees department’) met klei had gewerkt had ik nooit die plant herkend en hadden we het nooit over kaasmaken gehad. Ik kocht er in een supermarkt kaas, gemaakt in Nederland, geïmporteerd door Frankrijk en verstuurd naar Frans-Guyana. De kaas bevatte E160b, roucou. Ik realiseerde me dat ik een stuk kaas in mijn hand had met 500 jaar koloniale geschiedenis die ik niet proef of ruik. Ik nam me voor om een kaas te maken waarin je die (sporen van) roucou wel ziet, ruikt en proeft. Ik dacht als die sporen al in kaas zitten, in welke producten zitten ze nog meer? En welke systemen support je?’ Samen met kaasmaker Jacqueline van den Burg produceerde Bernhardt vervolgens kazen met zichtbare sporen van roucou die als aders door de kaas lopen. Tijdens Prospects & Concepts in Rotterdam richtte ze een kaasproeverij in waar ze bezoekers een smaakervaring bood waaraan gekoppeld de kennismaking met deze vijf eeuwen oude koloniale geschiedenis.

ECO-ACTIVISME

Bernhardt wil mensen bewust maken van hun omgeving, al zal ze zich niet snel zelf een eco-activist noemen. ‘Mijn werk gaat over globalisering, kapitalisme en ongelijkheid en over verantwoordelijkheid nemen voor de dingen waarmee je omgeven bent, het begint met bewustwording: wat eet je zelf en waar komt je eten vandaan?’

Door de herkomst van grondstoffen te bestuderen, productieprocessen bloot te leggen en multidisciplinair te werken, verbindt ze netwerken met elkaar en laat zij zien hoe het ene systeem het andere voedt. Een inspiratiebron voor haar is het boek With your own hands van etno-bioloog Frederik Oudenhoven over koken in het Pamir-gebergte. Het gaat over de ingenieuze landbouwmethoden van de Pamirs die in een extreem onherbergzaam gebied leven en toch mogelijkheden zien om voedsel te verbouwen. ‘Door te zien, te ruiken, te proeven aandacht te schenken aan processen die al gaande zijn en te kijken of je die kunt ondersteunen door bijvoorbeeld zelf brood te bakken of een volkstuin aan te leggen in plaats van alles te kopen in een supermarkt, ondersteun je andere systemen. Dat is niet altijd makkelijk. Toch is elk stapje er een.’

LIMBURGSE GRANEN

In haar huidige project richt Suzanne Bernhardt haar focus op de groeicyclus van graan. Graan en onze manier van leven zijn nauw met elkaar verbonden. ‘De verbouw van granen zorgde ervoor dat we voedselvoorraad konden opbouwen en dat bewoners zich blijvend vestigden. Tegenwoordig zijn granen de meest verbouwde gewassen ter wereld. Graan en de eeuwenlange verbinding die het heeft met Limburg, is voor mij een logische onderzoeksstrategie als vervolg op mijn eerdere projecten.’ Bernhardt volgt momenteel een residency aan de Jan van Eyck Academie, daarnaast doet ze een opleiding tot molenaar. En broodbakken is inmiddels een integraal onderdeel van haar dagelijks ritme geworden. Ik vraag haar naar haar aanpak. ‘Mijn onderzoek heeft drie aandachtsgebieden: het graanveld, de graanmolen en het historische bakhuis. Ik onderzoek hoe het huidige akkerbouwlandschap een plaats van ontmoeting en uitwisseling kan zijn. En ik wil kijken hoe voedsel een middel kan zijn om de onderlinge afhankelijkheid tussen teler, land en consument zichtbaar te maken en proefbaar.’

Haar research levert ook ideeën op voor objecten, zoals de lange houten broodplank met uitsparing om brood in te vervoeren en ingegraveerde tekeningen die een relatie hebben met de traditionele Limburgse bakhuisjes. Met een mandenvlechter gaat ze een meer-persoons ‘placemat’ vlechten van wilde en gedomesticeerd grassen. De objecten dienen ter ondersteuning van field trips, bijeenkomsten die ze in het Limburgse land wil organiseren. Ze hoopt hiermee mensen te stimuleren persoonlijke verhalen over het Limburgse graan naar boven te halen. Centraal staat in Bernhardts projecten altijd welke route een product moet afleggen voordat het op ons bord ligt. Dat start met aandacht voor de plaats van herkomst.

Dit artikel staat in kM 122 over Engagement Wil  je meer lezen over kunst materialen? Abonneer dan nu via DEZE LINK